abrikoos (W3)
Katal. "abercoc", dt. "Aprikose", span. "albaricoque", frz. "abricot", ital. "albicocca", ndl. "abrikoos", engl. "apricot", bot. "Prunus armeniaca", geht über ndl. "abrikoos", frz. "abricots" (Plur.), span. "albaricoque" zurück auf arab. "al-barquq", "al-barqûq" = dt. "die Pflaume". Die Araber sollen es jedoch ihrerseits aus spätgriech., spätlat. "praecoca" = dt. "Pfirsiche", mit der wörtlichen Bedeutung dt. "frühreife (Frucht)", frz. "fruit précoce", (lat. "praecoquus" = dt. "vor der Zeit reif") übernommen haben. Die Pluralform frz. "abricots" wurde bei den Niederländern zu "abrikoos".Als Wurzel wird ide. "*pekw-" mit der Bedeutung dt. "kochen", "backen", "braten", "reifen", "reif werden lassen", "reif werden" postuliert.
Die Wanderung der "Aprikose" scheint also in Rom zu beginnen, führt dann nach Griechenland, Byzanz, Arabien, die Iberische Halbinsel, Italien, Frankreich, Deutschland, England, und dann in das restliche Europa, von Skandinavien in den Norden Rußlands und weiter nach Osten.
In den europäischen Sprachen wurde also der arabische Artikel "al" (metanalytisch) mit zum lateinischen Ausgangswort "praecoca" übernommen. Während Spanisch und Italienisch das "al-" beibehielten, wurde es in anderen Sprachen zu "a-"verkürzt.
(E?)(L?) https://www.etymologiebank.nl/trefwoord/abrikoos
...
"abrikoos" [vrucht] {"abricock" 1563, "abrikoos" 1668} - frans "abricots" (mv.) - spaans "albicoque" - arabisch "al barquqa" ["pruim", "abrikoos"] ("al" ["de"]); het ar. ontleende aan grieks "praikokia" ["abrikoos"] - latijn ("malum Persicum") "praecoquum", "malum Persicum" ["Perzische appel", "vrucht"], "praecoquum", o. van "praecoquus" = "praecox" ["vroegrijp"], van "prae" ["voor"] + "coquere" [laten "rijpen", "stoven", "koken"]; de betekenis is dus "vroegrijpe perzik"; de uitgang "-oos" is misschien beïnvloed door "framboos".
...
(E?)(L?) https://www.etymologiebank.nl/trefwoord/abrikoosboom
"abrikoosboom" (de, "-bomen"), (veroud.) syn. van mammi* (1) (z.a.), evenals "abrikoos"* (1) z.a.). - Etym.: Oudste vindpl. Hartsinck 1770: register ("Abricoos-Boom").
(E?)(L?) https://www.idiotikon.ch/wortgeschichten/aprikose
...
Die Römer nannten die Frucht "persicum praecoquum", was "frühreifer Pfirsich" bedeutet.
Aus dem Plural "praecoqua" oder jünger "praecoca" machten die Griechen ein "brekókkia", die Araber dann ein "al-barquq".
Die Spanier entlehnten daraus ihr "albaricoque" und die Katalanen ihr "albercoc", woraus im Munde der Franzosen "abricot" wurde.
Deren Pluralform "abricots" wiederum wurde bei den Niederländern zu "abrikoos" – was die Norddeutschen endlich als "Aprikose" übernahmen.
...
(E?)(L?) https://kunst-en-cultuur.infonu.nl/taal/158467-etymologie-van-fruit.html
"Abrikoos"
De geschiedenis van het woord "abrikoos" begint met het Latijnse woord "praecoquum", wat "de vroegrijpe (perzik)" betekent. Het woord werd in de Arabische landen verbasterd tot "al barkoek", waarbij "al" het lidwoord "de" is. Via het Spaanse woord "albaricoque", kwam het woord in Frankrijk aan, waar het werd verbasterd tot "abricot". In Nederland kreeg de abrikoos toen, na een lange reis, de naam "abrikoos".
(E?)(L?) https://anw.ivdnt.org/article/abrikoos
"abrikoos": eivormige, oranjegele steenvrucht met een zachte, gladde schil, afkomstig van de "abrikozenboom"
...
Als linkerlid in samenstellingen en samenkoppelingen
- abrikoosgeel
- abrikoosroze
- abrikozen-appelcompote
- abrikozenboom
- abrikozenconfituur
- abrikozenflap
- abrikozengelei
- abrikozenjam
- abrikozenkleur
- abrikozenlikeur
- abrikozenmarmelade
- abrikozenmoes
- abrikozenoranje
- abrikozenpit
- abrikozensap
- abrikozensaus
- abrikozentaart
- abrikozentapenade
- abrikozenzeep
(E?)(L?) https://anw.ivdnt.org/article/abrikooskleurig
Ndl. "kleur" = dt. "Farbe" kann man auch in engl. "color", "colour" wiederfinden.
"abrikooskleurig" [dt. "aprikosenfarbig"]: met de kleur van een abrikoos; met een lichtoranje-gele kleur; lichtoranje-geel
(E?)(L?) https://uitleenwoordenbank.ivdnt.org/resources/2001.pdf
1625 "abrikoos" ‘vrucht’ - FRANS [aus dem Plural frz. "abricots" übernommen]
(E?)(L?) https://uitleenwoordenbank.ivdnt.org/resources/2010.pdf
"abrikoos" "vrucht"
- Fries "abrikoas"
- Duits "Aprikose" ‘geelachtige, pruimgrote, vlezige steenvrucht van de abrikozenboom; abrikozenboom; abrikozenkleur’;
- Deens "abrikos" (uit Nl of Duits);
- Noors "aprikos" ‘(vrucht van) boom uit de steenvruchtenfamilie’ (uit Nl of Duits);
- Zweeds "aprikos";
- Russisch "abrikós"
- Oekraïens "abrikós" - via Russisch
- Lets "aprikoze" - via Duits
- Litouws "abrikosas"
- Indonesisch "abrikos"
"abrikoosziekte" "bepaalde ziekte" - Engels "apricot sickness" "vorm van dysenterie" - via Afrikaans
(E?)(L?) https://uitleenwoordenbank.ivdnt.org/index.php/uitleen/zoek_gecombineerd_cached?sort=alf&initiaal=A
"abrikoos" [vrucht] - zelfstandig naamwoord ; datering: 1625; - thema: plantenrijk
"abrikoosziekte" [bepaalde ziekte] - zelfstandig naamwoord - thema: wetenschap
- Deens "abrikos" [vrucht]
- Duits "Aprikose" [geelachtige, pruimgrote, vlezige steenvrucht van de "abrikozenboom"; "abrikozenboom"; "abrikozenkleur"]
- Fries "abrikoas" [vrucht]
- Indonesisch "abrikos" [vrucht]
- Lets "aprikoze" [vrucht]
- Litouws "abrikosas" [vrucht]
- Noors "aprikos" [(vrucht van) boom uit de steenvruchtenfamilie]
- Oekraïens "abrikós" [vrucht]
- Russisch "abrikós" [vrucht]
- Zweeds "aprikos" [vrucht]
Zuid-Afrikaans-Engels "apricot sickness" [vorm van dysenterie] - via Afrikaans
(E?)(L?) https://uitleenwoordenbank.ivdnt.org/index.php/uitleen/zoek_trefwoord?lemma=199
"abrikoos" [vrucht]
(E?)(L?) https://uitleenwoordenbank.ivdnt.org/index.php/uitleen/zoek_trefwoord?lemma=32941
"abrikoosziekte" [bepaalde ziekte]
(E?)(L?) https://uitleenwoordenbank.ivdnt.org/docs/donselaar.pdf
"abrikoos" (de, "abrikozen"), (veroud.)
1. syn. van "mammi"* (1): z.a. Onder de Boomen die, in die Landstreek, voor de beste gerekend worden, telt men de "Mammei-Boom" (of Abricoos), onderscheiden in Mannetje en Wyfje (Hartsinck 1770: 45; oudste vindpl.).
2. vrucht van deze boom.
Etym.: Bij Westeroüen v.M. (1883: 32): "Wilde abrikoos". Het vruchtvlees lijkt op dat van AN a., d.i. de vrucht van een boom die in de Oude Wereld gekweekt wordt ("Prunus armeniaca", Roosfamilie*). De boom, die voluit ook "abrikoosboom"* heette, werd dus genoemd naar de vrucht.
(dons1989)
"abrikoos", een ingevoerde en gekweekte boomsoort (Mammea americana) met eetbare vruchten, van welke de naam niet aangetroffen is.
Europees-Nederlands "abrikoos", een andere boom ("Prunus armeniaca") en zijn vrucht, waarvan het oranje vruchtvlees en dat van de bovengenoemde op elkaar lijken.
Vergelijk Frans "abricotier" (Houttuyn 2, 3:16; 1774), Engels (St. Domingo) "apricot" op St. Lucia (Allsopp 38).
1770 (Hartsinck 45). 1883 (Westeroüen van Meeteren 32, "wilde abrikoos").
Zie ook: "mammie"*. > /N’/cp/2-5/-.
(dons2013)
"abrikoosboom" (de, "-bomen"), (veroud.) syn. van "mammi"* (1) (z.a.), evenals "abrikoos"* (1) z.a.).
Etym.: Oudste vindpl. Hartsinck 1770: register ("Abricoos-Boom").
(dons1989)
(E?)(L?) https://pland.meertens.knaw.nl/hitlist.php?beperking=ned&op=cn&plantnaam=Abrikoos&act=zoek
- Abrikoos Prunus armeniaca L.
- Abrikoos, boom Prunus armeniaca L.
- Abrikoos, vrucht Prunus armeniaca L.
(E?)(L?) http://depot.knaw.nl/10253/1/Nww_compleet_archief.pdf
"abrikoos" "vrucht" - Fries "abrikoas" ; Duits "Aprikose" "geelachtige, pruimgrote, vlezige steenvrucht van de abrikozenboom; abrikozenboom; abrikozenkleur"; Deens "abrikos" (uit Nl of Duits); Noors "aprikos" "(vrucht van) boom uit de steenvruchtenfamilie" (uit Nl of Duits); Zweeds "aprikos" ; Russisch "abrikos" ; Oekraiens "abrikos" [via Russisch]; Lets "aprikoze" [via Duits]; Litouws "abrikosas" ; Indonesisch "abrikos".
ndl. "abrikoosziekte" "bepaalde ziekte" - Engels "apricot sickness" "vorm van dysenterie" [via Afrikaans].
Erstellt: 2019-07